‘Het onzichtbare werk is begonnen’

Portret van zr. Auxiline, Franciscanes van Aerdenhout

 

Ze trad in toen ze 26 was en de tijd van kerkvernieuwing en kerkverlating inzette. Ze maakte alle veranderingen in het religieuze leven mee en zag later als bestuurder de halve wereld. Toch bleef het religieuze leven bij haar passen.

Niet dat ze het al die jaren zo duidelijk wist. Zuster Auxiline (1937) is vermoedelijk de laatste overste van de franciscanessen van Aerdenhout. ‘Ik heb me geregeld afgevraagd: wie houdt mij vast? Maar als ik terugkijk op mijn leven, dan zie ik iets wat de psalmen verwoorden: “U heeft uw hand op mij gelegd en mij de weg gewezen”. Zo voelt het.’

‘Mijn verkering had gelijk’
‘Ik ben een gemeenschapsmens, het oudste kind uit een groot gezin, en ik heb altijd van religiositeit gehouden. Bidden en vieren vond ik als kind al fijn. Maar ik was me er niet bewust van dat ik aanleg had voor religieus leven. Ik had al verkering toen dat duidelijk werd.’
‘Op een dag zei hij: “Ik heb het gevoel dat jij meer in het klooster thuishoort”. Ik vond het raar, maar achteraf denk ik: dat heeft hij goed gezien. Ik zou niet genoeg hebben gehad aan huisje-boompje-beestje. Ik heb mezelf aan God gewijd – en dus aan de mensen. Ik heb veel van de wereld gezien en met zoveel mensen vriendschap beleefd. Deze weg paste inderdaad bij me.’
‘Ik trad in toen ik 26 was, later dan de meesten. Na het noviciaat in 1965 woonde en werkte ik enkele jaren met 45 zusters in de Ursulakliniek in Wassenaar. Ik had een cel met een lappen deur op een slaapzaal, maar die vorm van kloosterleven veranderde snel. Eind jaren zestig gingen de ziekenhuizen professionaliseren en wij gingen in kleinere groepen wonen.’

Tijden van ontreddering
‘Het waren de jaren van de vernieuwing na het Tweede Vaticaans Concilie. We werden met een groep jongere zusters samen in een huis gezet, met een oudere erbij die geen ervaring had als begeleidster. We hadden geen kapel, bidden deden we in de huiskamer.’
‘Het werkte niet. Van de dertien zusters met wie ik begon bleef alleen ik over. Er is wat geleden in die jaren, vooral omdat we geen idee hadden wat we moesten vernieuwen en waarom. De oversten wisten het niet, wij wisten het niet. Mij werd toen duidelijk dat je in tijden van ontreddering geen besluiten moet forceren, dan moet je het samen uithouden. En dat hebben we gedaan!’
‘Ik voelde me daarin gesteund door medezusters uit andere huizen. En er waren franciscanen en kapucijnen die mee op weg gingen en de goede vragen stelden: hoe kun je elkaar steunen? Hoe kun je vanuit een gelovige houding je werk en leven opnieuw inrichten? Hoe ontwikkel je nieuwe vormen van gebed? Dat gaf mij weer elan.’
‘Sinds die tijd is de metafoor van de weg voor mij belangrijk geworden, zoals Jezus zichzelf “weg, waarheid en leven” noemt. Ik heb me steeds opengesteld voor wat zich aandiende en wat er van me gevraagd werd, ook al wist ik vaak niet of ik het wel kon. Zo deed ik de hogeschool voor verpleegkunde, een flinke opgave naast het gemeenschapsleven. . En in 1981 ben ik in het bestuur gekozen. Een oudere zuster zei me, half grappend toen het op stemmen aankwam: “En je zegt géén nee!”.’
‘Makkelijk was het niet, maar ik ben in beweging gebleven. En gelukkig ben ik steeds mensen tegengekomen met wie ik echt bevriend raakte en die in mij geloofden. Mensen met wie ik ook op een dieper niveau kon praten over wat onze roeping in het leven is.’

We groeien kleiner
‘Na twee bestuursperioden mocht ik theologie gaan studeren. In 1993 werd ik weer gekozen en in 1997 kwam ik in het internationale bestuur.’
‘Door die laatste functie woonde ik zes jaar in Rome, met zes nationaliteiten in een huis. Ook heb ik veel medezusters ontmoet in de landen waar onze congregatie zich gevestigd heeft. Daardoor leerde ik nogmaals mijn eigen cultuur en traditie relativeren. Een simpel voorbeeld: in Nederland waren we gestopt met de Aanbidding van het Allerheiligste, maar in andere landen gebeurt dat nog volop. Ik leerde dat ik daar heel fijn bij kan mediteren.’
‘Sinds 2006 ben ik weer in het bestuur van de Nederlandse provincie. Mijn stokpaardje is dat we religieus blijven tot onze laatste snik. Dat betekent dat leken veel werk kunnen overnemen, maar dat het ons leven blijft, waar wij zelf zeggenschap over hebben. Als je zegt dat we uitsterven, dan heb je niks meer te doen. Ik zeg liever dat we kleiner groeien, want ook groeien naar het einde is een vorm van groei.’
‘Een zuster zei me eens: “Het zichtbare werk is gedaan, het onzichtbare werk is begonnen”. Dat herken ik. In ons klooster in Aerdenhout voel ik de vitaliteit van de zusters. Er is leven in de brouwerij, sfeer en gezelligheid, en aandacht voor onze waarden en spiritualiteit.’

November 2018