‘Maria weet waar ik het over heb’

Portret van zr. Antonella, Franciscanes van Aerdenhout

 

Ze noemt zichzelf chaotisch, doenerig en ‘ergens wel een droge pier’. Maar ze spreekt altijd met iets guitigs erbij en met opmerkelijk weinig woorden. ‘Ik krijg kracht van binnen of van boven. Dat is eigenlijk hetzelfde. Alleen: boven is zo hoog.’

Vlak voor we elkaar spreken heeft zuster Antonella (1934) nog even een rozenhoedje gebeden. Dat vindt ze fijn. ‘Mijn hele levensloop kwam voorbij’, zegt ze.

‘We hebben het te goed’
‘Mijn moeder kocht altijd onze kleren. Op een dag zei ik tegen mijn ouders: “Koop maar geen nieuwe jurk meer, want ik ga het klooster in”. Mijn vader zei: “Ga maar, je komt toch weer terug”. Ik kon namelijk niet goed van huis zijn.’
‘Maar ik heb geen dag, geen uur heimwee gehad. Het zal wel roeping zijn, het komt zo van binnen. En de sfeer is nog altijd goed. Het is in ons klooster vrolijk en gezellig, al is niet iedereen zo van de vriendschap. Dat geeft niet, zelf ben ik ook niet zo zoetsappig opgevoed. Gewoon flink zijn, daar ben ik van.’
‘Ik hield van de stilte, het gebed, de nachtelijke aanbidding. Voor mijn intreden in 1952 zag ik de zusters van de Mariastichting in habijt: zingend, brevierend. Ik vond het zo mooi, daar wilde ik bij horen.’
‘Het is niet hoogdravend hoor, ik bid gewoon graag. Soms word ik rustig, soms blij of opstandig. Dan denk ik: wat is dat nou? Er gebeurt van alles in mijn binnenste. Daar ben ik altijd wel mee bezig geweest, ik weet het niet goed.’
‘Zoals wij nu leven is het natuurlijk geen klooster meer. We hebben het zo goed, beter dan in de meeste bejaardenhuizen. Het zou van mij soberder mogen. En je moet het nu zelf doen hè? Vroeger deed je alles samen. Maar ook die tijd had nadelen. Dat je bijvoorbeeld geen afscheid mocht nemen als je eigen ouders stierven! Dat is toch geen naastenliefde?’
‘Ik ben nu koster. Dat vind ik leuk werk.’

Verpleging als gebed
‘Ook ging ik als vrijwilliger meedoen met het hospice. Dat laatste durfde ik eerst niet, ik vond het eng. Maar wat ben ik blij dat ik het toch ben gaan doen. Ik kon echt iets voor de mensen en hun familie betekenen. Het sterven greep me soms aan, maar het kon ook mooi zijn.’
‘Het bidden schoot er wel bij in. Ja, werken is ook bidden, en als ik geen dienst had brevierde ik. Maar ik werd zo chagrijnig. Ik ging naar de dokter en zei: “Mag ik een pilletje, want ik ben zo chagrijnig. Dat is niet leuk voor de mensen die ik verzorg”. Maar ik kreeg geen pilletje. Ik was overspannen. Burn-out zeggen ze nu. Daarna ben ik rustiger gaan werken. Met meer aandacht. Toen ging het beter.’

‘Ik word zachter’
‘Toen ik 60 werd, moest ik van het ziekenhuis met pensioen. Ik wilde niet, ik vond het mooi werk. Al die stakkers die binnen werden gebracht op de poli: soms zag ik meteen wat er aan de hand was. Maar dat kon ik niet altijd zeggen, vooral niet tegen de jonge artsen…’
‘Ik ben in het hospice actief gebleven en ook met andere dingen. Huisbezoeken voor de parochie, om de communie te brengen, dat vond ik ook zo bijzonder. Wat mensen met me deelden aan verdriet en zorgen, soms had ik het gevoel dat ik een biecht had aanhoord.’
‘Ja, ik kreeg veel heftige dingen te zien en te horen. Hoe ik daarmee rond kwam? Daar sta ik niet bij stil. Misschien legde ik het in de handen van de Heer. Ik weet het niet. Uiteindelijk draait mijn leven om het geloof.’
‘Nu ik ouder word, word ik zachter. Ik kon best een harde zijn, maar je moet je steeds bekeren. Een tijd geleden heb ik me voorgenomen weer meer te bidden, zoals vroeger. Dat bevalt goed. Maria is dichtbij. Ja, Christus natuurlijk ook, in de Mis, maar Maria is een vrouw en ze heeft veel meegemaakt. Zij weet waar ik het over heb.’

November 2018